Een bezopen dakloze zit op mijn bank…
In de metro ontmoette ik een meisje van mijn leeftijd. Ze lag voor pampus, straalbezopen. En ze bleek dakloos.
Ik nam haar mee naar huis voor een maaltijd en op mijn bank vertelde ze haar verhaal. Over deze bijzondere ontmoeting schreef ik voor Talk of the Town een column.
Ik tikte en tikte tot vlak voor de show. Voor oefenen met voorlezen was geen tijd.
De voordracht in de video kwam recht uit mijn hart. Hoewel het misschien niet mijn beste optreden was, kan ik een jaar later zeggen dat van alle columns die ik de afgelopen jaren heb geschreven, deze mij het meest heeft geraakt.
“Als iemand je hand niet wil pakken, vergeet dan niet dat ook woorden iemand kunnen liften.
Jij bent lief. Jij bent slim. Jij bent belangrijk. Vergeet dat nooit!“
(Liever lezen? Onder de video vind je de geschreven tekst.)
De ontmoeting
Een bezopen dakloze zit op mijn bank. Bloed kleeft aan haar hoofd. Haar handtas is kapot, net als haar hart. “Ik vind het heel lief wat je voor me doet hoor…”, stamelde ze toen ik haar uit de metro trok. “Maar het maakt je op dit moment allemaal geen fuck meer uit?”, vulde ik haar zin aan. Ik had goed gegokt.
Van vrijdag tot en met woensdag had ze haar laatste beetjes optimisme opgerookt met cocaïne. Toen ze wakker werd in een plas met bloed, wist ze dat het foute boel was. De man waar ze zo gek op was, het enige lichtpunt in haar bestaan, sleurde haar alleen maar verder mee de afgrond in. Dit was geen leven. Ze kon die nacht terecht bij een kennis, maar was in de verkeerde metro gestapt en onderweg k.o. gegaan. In lijn B naar Steendijkpolder kruisten onze wegen.
Bij Vlaardingen Oost hoor ik hard gebonk. Een paar jongens slaan op het glas, voordat ze de metro verlaten. Ik kijk naar de persoon achter de ruit. Het is een vrouw, in diepe slaap. Ondanks het kabaal vertrekt ze geen spier. Een warboel aan blonde krullen bedekt haar gezicht. In haar hand een telefoon, naast haar een zwarte handtas en op de grond een grote Kiplingrugzak die tot de max is volgestouwd. Ik besluit haar wakker te maken. Wie vindt het immers niet vervelend om zijn halte te missen? Of om bij het ontwaken te ontdekken dat je twee tassen zijn gejat.
Eenmaal bij haar plaats ruik ik de alcohollucht. “Mevrouw?”, probeer ik een paar keer, terwijl ik haar steeds iets harder door elkaar schud. Ze reageert niet en ik vrees het ergste, tot ik naar haar naam vraag. Vrijwel direct komt er iets van een antwoord uit. “Hoe oud ben je?”, vraag ik. “Raad maar”, antwoordt ze brutaal. Eindelijk opent ze haar ogen. Twee helderblauwe kijkers zoeken naar houvast in mijn blik. Ze blijkt 28 jaar, net zo oud als ik. Inmiddels zijn we bij Vlaardingen Centrum en het volgende station moet ik eruit. Ik vraag waar ze woont en het grote woord wordt uitgesproken. Dakloos.
“Je kan niet bij me slapen, maar ik kan je wel iets te eten en een douche aanbieden. Daarna kijken we wel verder”, stel ik voor. Ze reageert niet echt, maar binnenin mij laait de vastberadenheid op. “Kom, dan gaan we pizza halen.” Emotieloos kijkt ze toe hoe ik de loodzware rugzak oppak. Daarna trek ik het gebroken meisje aan haar arm en stappen we het perron van Vlaardingen West op. Bij alles wat ik vraag, let ik erop dat ze het niet veroordelend kan opvatten. Ze is veel langer dan ik, maar ik zie dat ze zich klein voelt. “Oh, heb je geen OV-chipkaart? Dan loop je toch achter mij aan.”
‘Ze heeft al vijf dagen niet gegeten’
In de Albert Heijn worden haar ogen groot. “Ik heb zo’n honger!” Ze heeft al vijf dagen niet gegeten en kiest een salade en een pizza uit. Thuis maak ik onze maaltijd klaar en leer ik haar beter kennen. Afgezien van de alcohol stinkt ze niet. Dat vindt ze zelf wel raar, want ze heeft ook vijf dagen niet gedoucht. “Maar wel elke dag m’n tanden gepoetst hoor!”, zegt ze serieus. Ze is weg van mijn katten en mijn woning. “Ik had ook zo’n mooi huis”, mijmert ze steeds. Tijdens het eten komt haar levensverhaal er in vlagen uit. Een klassieker, dus ik verbaas me niet.
Ze blijkt in Drenthe te zijn geboren, in een gezin met een agressieve vader, een autistisch broertje en een moeder die nauwelijks om hen lijkt te geven. Haar ouders scheiden, haar vader wordt ziek en vanaf haar 18e zorgt ze voor zichzelf. Ze had het goed voor elkaar, werd manager in een horecazaak en kon een groter appartement betalen. Ze wilde verder studeren, hbo. Haar verhaal is niet altijd even duidelijk, maar ik begrijp dat ze toch weer terug naar school was gegaan. Tot ze haar hart verloor aan iemand in Rotterdam en alles wat ze had opgebouwd, liet instorten.
Sinds mei staat ze op straat. Ze is er absoluut van overtuigd dat haar leven geen zin meer heeft. “Doe eens niet zo gek!”, zeg ik. “Je bent manager geweest. Je hebt twee keer een eigen huis gehad. Ik merk dat je slim bent, je ziet er goed uit. Je hebt jarenlang een succesvol leven geleid en nu ben je opeens helemaal overtuigd dat wie jij bent alleen nog maar bestaat uit de afgelopen maanden?! Wat een onzin!”
Haar ogen worden helder. “Je hebt gelijk!” Ik zie weer iets van levenslust en samen broeden we op nieuwe plannen. Het is alsof we elkaar al jaren kennen, zo persoonlijk is ons gesprek. Ze blijft maar zeggen dat ze niet begrijpt waarom ik lief voor haar ben. Maar ze snapt wel dat ik contact wil houden, om zeker te weten dat het goed met haar gaat. Ik krijg de kennis waar ze die nacht zal slapen aan de telefoon en in mijn oor klinkt een stabiele, vriendelijke vrouwenstem. Ik vertrouw erop dat ze in goede handen is. Ze zegt dat ze de volgende dag naar haar vader en stiefmoeder in Drenthe zal gaan. Daar geloof ik eigenlijk niks van, maar ik kan niet veel anders dan haar laten gaan. Dus rijd ik weer terug naar station West en koop ik een kaartje. Thuis heb ik in een tas snel wat lekkere dingen en een kaart voor haar gestopt. Terwijl ze op de wc zat schreef ik een van mijn lievelingscitaten: “You is kind. You is smart. You is important. Vergeet dat niet!”
Je zit nu misschien te wachten op het einde van dit verhaal. Op de clou. En het liefst op eind goed al goed. Maar helaas, daar wacht ik ook nog op. In haar laatste berichten liet ze weten dat ze in de kreukels ligt, maar in ieder geval veilig is. Sinds kerst heb ik niks meer van haar gehoord. Op WhatsApp zie ik maar één vinkje. Gelukkig heb ik haar op social media kunnen vinden. Ik houd hoop dat ze een van mijn berichten leest en op een dag laat weten: het gaat goed met mij.
Een bezopen dakloze zit op mijn bank. Met zo’n zin trek je de aandacht wel. Ik hoop dat je snapt dat de jonge vrouw op mijn bank vooral heel veel meer was dan een dronken dame zonder thuis. En dat als jij volgende keer langs zo iemand loopt, je niet alleen maar die bezopen dakloze ziet.
Ik heb dit meisje niet kunnen helpen. Toch heb ik de lichtjes in haar ogen even aan zien gaan en dat was al dikke winst. Als iemand je hand niet wil pakken, vergeet dan niet dat ook woorden iemand kunnen liften.
Jij bent lief. Jij bent slim. Jij bent belangrijk. Vergeet dat nooit!
Na afloop van Talk of the Town vroegen verschillende gasten of alles wat ik beschreef echt was gebeurd. Het antwoord is ja. Deze verhalen liggen steeds vaker voor het oprapen. Dit is de bekende realiteit. Er waren nog veel meer nare en heftige anekdotes, die ik niet heb meegenomen in mijn column. Ik wilde haar verhaal met respect delen en vond het niet eenvoudig om dat hardop te doen.
Het is makkelijk om te oordelen over iemand die cocaïne rookt, zich bezat en laat verblinden door liefde. “Dat zou mij nooit overkomen.” Weet je dat zeker? Vergeet niet dat jij jezelf niet meer zou zijn als jij precies dát leven had moeten leiden. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat zij en alle anderen in een vergelijkbare situatie de hulp krijgen die ze zo hard nodig hebben en verdienen.